Dit dorp is een gemeente in de provincie Luxemburg, in Belgisch Lotharingen. De vriendelijkheid van de lokale bevolking is "Attertois".
De toponymie komt van Sart d’Atten en de open plek stamt uit de Karolingische periode.
De geschiedenis van Attert is verbonden met die van het hertogdom Luxemburg.
In 1613 richtte Jean de Lutzeraet daar in Luxeroth een hoogoven op.
Het werd helaas nietig verklaard vanwege de Dertigjarige Oorlog die duurde van 1618 tot 1648. Het werd vervolgens ongeveer twee eeuwen lang geïntegreerd in het ijzer- en staalcomplex van Pont d’Oye.
In die tijd was ook een molen in bedrijf.
In 1683 vestigde Michel Poncelet zich daar als notaris en postmeester in dienst van Lodewijk XIV.
Zijn opvolgers stichtten een aardewerk in de bijgebouwen van de estafette. Het werkte tussen 1780 en 1809. De producten waren voornamelijk bedoeld voor export naar Duitsland en naar Nederland.
Na het faillissement richtte Joseph Buttel in 1806 een pottenbakkerij op.
Het werkte tot 1899.
Het dorp ontwikkelde zich verder na de aanleg van de weg Aarlen - Namen tussen 1794 en 1815, toen de regio aan Frankrijk werd gehecht.
De landbouw was dominant in 1830. Er waren nog tarwemolens, een oliemolen, een zagerij, kalkovens, een leisteengroeve en veel wevers.
Na de Nederlandse periode en de territoriale regelingen die tijdens het Congres van Wenen werden getroffen, werd Attert in 1839 tijdens de Conferentie van Londen aan België toegevoegd.
De stad werd in 1994 opgericht als een natuurpark, dankzij het natuurlijke en culturele belang dat het bevatte, om een adequaat milieubeheer te garanderen.
Deze markthal in kerkstijl, gemaakt van gips en witgekalkt puin dateert van 1587.
Een koor werd toegevoegd in 1773.
Het werd ontmanteld in 1912 tijdens de bouw van een nieuw gebouw, maar het werd ni
Deze markthal in kerkstijl, gemaakt van gips en witgekalkt puin dateert van 1587.
Een koor werd toegevoegd in 1773.
Het werd ontmanteld in 1912 tijdens de bouw van een nieuw gebouw, maar het werd niettemin gerestaureerd in 1925 door de architect Léon Lamy.