Deze plek gehuld in obscure legendes en daterend uit de middeleeuwen was ooit bewoond. Dit gehucht omvatte een paar huizen.
Dit gehucht lag op het grondgebied van de Heer van Durbuy.
Hij jaagde op wild met getrainde haviken.
Hij stuurde een valkenier om in zijn jachtgebied te wonen.
In de volksmond werden haviken "oysels" genoemd.
De voornaam van deze plaats was "L’Ayre de l’Oysel".
Daarna werd het in de loop van de tijd achtereenvolgens omgevormd tot "L’Ai d’Louche", vervolgens "Laid Ouhai", vervolgens Laide L’Oiseau in 1791 en tenslotte Laid l’Oiseau of Laidloiseau.
De Ayre de l’Oysel wordt bewoond door de valkenier van de heer van Durbuy.
De weduwe Lamarmite, de weduwe van een familie van moordenaars, komt hier haar toevlucht zoeken. Het diende ook als een toevluchtsoord voor vuurvaste voorwerpen van de legers en bandieten van Napoleon onder het Nederlandse regime.
Het oude gehucht kreeg de naam Laide l’Oiseau.
Guerrilla’s van de Byl-groep met verpleegsters worden verrast door de terugtrekkende Duitse troepen. Deze laatste staken het dorp in brand met granaten, maar de bewoners kwamen ongedeerd uit de schietpartij.
De heer Georges Godfroid, die in Erezée woont, repareert de ruïnes van een schaapskooi in het verdwenen gehucht.