Simon de Neuville ontvangt de bezittingen van het leengoed van Wanliers (Wanlin) van de graaf van Luxemburg. Hij verbindt zich ertoe het kasteel van Poilvache elk jaar gedurende vier opeenvolgende maanden te bewaken.

Wanlin werd door Jean l’Aveugle met de rest van het proostschap van Poilvache afgestaan aan Marie d’Artois, Gravin van Namen.

Francholet dou Preit bezit het land van Wanlin.

Jacques Carpentier de jongere wordt eigenaar van het land van Wanlin.

Jean de Haultepenne, neef van Carpentier, verkoopt de heerlijkheid aan Everard de Mérode voor 1000 florijnen.

Everard de Mérode komt voor op de lijst van verschoppelingen opgesteld door de hertog van Alba naar aanleiding van de opstand van de Belgische adel tegen het Spaanse regime. Zijn heerschappij in beslag genomen worden.

Everard de Mérode herwint zijn domein tijdens de Pacificatie van Gent.

De heerlijkheid komt in handen van Conrad de Zorten, heer van Melle. Het is de zwager van de zoon van Everard de Mérode, Robert, die geen nakomelingen heeft. Deze laatste is al heer van La Vaulx, Eproive en Porcheresse.

Conrad de Zorten verkoopt de heerlijkheid aan Bernard Funck, kastelein van Mirwart.

Marie-Françoise de Gérin, novice van de Grijze Nonnen van Dinant, staat aan het hoofd van de heerlijkheid van Wanlin. Zijn testament is in het voordeel van zijn zussen en zijn moeder, Marie-Jeanne, echtgenote van François-Joseph de Halloy.

Marie-Jeanne de Halloy stond de heerlijkheid bij testament af aan Catherine-Elisabeth de Lobet.

De zus van Catherine-Elisabeth de Lobet, Anne-Marie, verving haar aan het hoofd van de heerlijkheid.

Het dorp wordt bezocht door Franse verkenners.

Württemburgse ruiters bezetten het dorp. Ze gijzelen dorpelingen, maar worden na een nacht van hechtenis vrijgelaten.

21 inwoners worden gedeporteerd.

De laatste oven van de steenfabriek gaat uit.