Het is een Gallo-Romeinse vindplaats waarvan de archeologische opgravingen in 1894 begonnen.
De gebouwen, rechthoekig, bevinden zich aan weerszijden van de weg en hebben een breedte van ongeveer 6 meter.
De schaal van de site suggereert dat het in die tijd een belangrijk relais was.
Dit wordt bevestigd door de vele voorwerpen die daar zijn gevonden: sommige van elders, ongetwijfeld achtergelaten door reizigers, zoals munten, Rijnkeramiek of beelden uit de regio Keulen, andere uit lokale fabricage, meer gewoon, zoals kannen, borden, kommen.
Er werden ook veel ijzeren voorwerpen ontdekt, bijlen, bijlen, zagen, beitels, scharen, nijlpaarden of "schoenen voor paarden", die werden gebruikt om het beest, sleutels, messen, spijkers te bevestigen. Veel van deze objecten bevinden zich in het Jubelparkmuseum in Brussel.
De lagen bewijzen dat gebouwen na brand of overstroming vele malen worden herbouwd, maar in deze periode bezet. De insnijdingen in de bestrating bewijzen dat deze wordt verhoogd tot het niveau van de constructies, de grindlagen kunnen 2,50 m bereiken.
Latere stukken bewijzen dat, ondanks de Frankische invasies, Chameleux actief bleef tot de 5e eeuw om vervolgens in de hoge middeleeuwen in de vergetelheid te verdwijnen.
Construction de la voie romaine Trèves-Reims (la date est fournie par une borne militaire trouvée à Montauban-Buzénol), et développement économique et culturel remarquable du sud du Luxembourg grâce à cette voie romaine.
Les toutes premières fouilles archéologiques débutent.
Le « Service national des Fouilles » entreprend des travaux de fouilles plus méthodiques. On y trouve principalement des pièces de monnaie, de la céramique, de la verrerie, de la vaisselle et de la ferronnerie.
De overblijfselen van deze enorme vierkante donjon. Deze is waarschijnlijk in de 5e eeuw verlaten. De legende schrijft het toe aan de vier Aymon-zonen.
Deze smederij ontwikkelde zich tussen 1507 en 1858 langs de Gros Ruisseau uit een hoogoven. Het zal zijn hoogtepunt bereiken in de 18de eeuw.
De eerste wal van dit fort, onthuld door koolstof 14, dateert uit de Neolithische periode, ongeveer 4000 jaar vóór Jezus Christus. Dit zijn de oudste menselijke sporen gevonden in de provincie Luxemburg.
De legende schrijft dit fort toe aan de vier Aymon-zonen van hertog Aymon. Dit speelt zich af in de middeleeuwen, in de 12e eeuw. Het zijn Renauld, Allard, Guichard en Richard en waren tegen Karel de Grote.
Deze archeologische vindplaats domineert de Gros Ruisseau met 70 m. opgravingen hebben een archeologisch complex van groot belang aan het licht gebracht.
In grote erkers worden gebeeldhouwde fragmenten van Gallo-Romeinse grafstèles tentoongesteld.
Een picknicktafel midden in de bossen, langs de Ruisseau de Williers, een zijrivier van de Maas via de Marche en de Chiers, op amper 100 m van de Frans-Belgische grens.